Kort overzicht ter inleiding
Het probleem met anti-Poolse stereotypen heeft zijn directe oorsprong na de Tweede Wereldoorlog.
Maar indirect nog in 1939 van de vorige eeuw (Duits-Sovjets agressie tegen Polen), en verder in 1919-20 toen Polen na 123 jaar haar onafhankelijkheid herwon en opnieuw opgroeide, en zelfs in de achttiende eeuw.
Maar indirect nog in 1939 van de vorige eeuw (Duits-Sovjets agressie tegen Polen), en verder in 1919-20 toen Polen na 123 jaar haar onafhankelijkheid herwon en opnieuw opgroeide, en zelfs in de achttiende eeuw.
In al die periodes was Polen brutaal overheerst of in extreem moeilijke omstandigheden met de wederopbouw bezig.
Het is een patroon dat zich herhaalt, waar Duitsland en Rusland direct of indirect een rol spelen.
Af en toe nemen ze een onlogische ten opzichte van Polen bondgenoten aan, zoals katholiek Oostenrijk in de achttiende eeuw om de eerste deling van Polen te realiseren.
Een katholiek land dat zich samen met het protestantse Pruisen en orthodoxe Rusland tegen het katholieke Polen verklaarde.
Terwijl in Oostenrijk nog steeds levendig was de herinnering aan de overwinning van Wenen, waarin de Poolse koning Jan Sobieski III Wenen en Europa tegen de druk van de islamitische Turken had gered.
Terwijl in Oostenrijk nog steeds levendig was de herinnering aan de overwinning van Wenen, waarin de Poolse koning Jan Sobieski III Wenen en Europa tegen de druk van de islamitische Turken had gered.
Verschuiving van de verantwoordelijkheid
Na de Tweede Wereldoorlog, in 1948 ontstond de staat Israël.
Als vertegenwoordiger van de Joden voerde Israël moeilijke gesprekken met Duitsland over de schadevergoeding.
Ze hebben een overeenkomst in de jaren 50-tig bereikt.
Ze hebben een overeenkomst in de jaren 50-tig bereikt.
Vanaf dat moment begon ook een proces van verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de Holocaust, en voor elke schade tijdens de Tweede Wereldoorlog oorlog, van de werkelijke dader, de Duitse natie op de z.g.n. ‘nazi-ideologie’.
In dit proces begon ook een ‘nazi’ als containerbegrip te functioneren, iedereen kan het zijn of worden.
Sinds 1945 bestaat in Duitsland een consensus dat nazi’s altijd de anderen waren, en dat de oorlogsmisdadigers alleen een klein groepje rond Hitler vormden.
Christina Ullrich toont in haar boek (2) aan dat de rechtvaardigingen van de daders in Duitsland na de Tweede Wereldoorlog met de toen in de Duitse samenleving heersende opvattingen als geheel samenvielen. “(…) We waren tenslotte allen in verzet en (groot)opa was geen crimineel”(3).
Paradoxaal genoeg beschouwt Duitsland zichzelf als expert van Polen, en in het algemeen van Midden- en Oost-Europa.
Duitsland wil bepalen wat West-Europa en Amerika over ons moeten denken, wat de actualiteiten zijn of wat in de Tweede Wereldoorlog heeft plaats gevonden.
Het is blijkbaar tot voor kort mogelijk geweest omdat de geschiedenis van dit gedeelte van de wereld in het Westen onbekend blijft.
Polen waren verbouwereerd toen ze na 1989 ontdekten dat de leugens niet alleen uit Moskou maar ook uit het Westen komen, alleen dan van een andere aard. Daar waren Polen niet op voorbereid.
Logisch gearrangeerde leugens
Vanaf de jaren 50 en 60-tig vorige eeuw worden de anti-Poolse leugens in een ‘logische volgorde gearrangeerd’, zegt professor Jan Zaryn (4).
In Amerika bestaat een algemene opinie dat Polen bandieten en antisemieten zijn: Polen waren antisemieten in maart 1968, omdat ze het in de Tweede Wereldoorlog waren, en na de oorlog (Kielce, 1947) moest het ook het geval zijn.
Niemand echter vertelt dat maart 1968 een strijd tussen twee kampen binnen één communistische partij was en het had niks met de Poolse bevolking te maken.
De door de communisten gearrangeerde onrusten dienden o.a. als ‘cover’ voor de communistische misdadigers om Polen als de z.g.n. dissidenten te verlaten.
Niemand vertelt dat Kielce 1947 een communistische provocatie was om de aandacht van het Westen van de vervalste verkiezingen in Polen af te leiden en de katholieke Kerk in Polen in diskrediet te brengen.
De eerste slachtoffers in deze provocatie waren trouwens Poolse burgers.
De eerste slachtoffers in deze provocatie waren trouwens Poolse burgers.
Niemand vertelt over de werkelijke situatie van Polen in de eerste drie jaar van de Tweede Wereldoorlog.
“(…) In het door de Duitsers bezette Polen in de jaren 1939-1942, degenen wiens levens het meest bedreigd waren, waren Polen.
Volgens de Joodse historicus Szymon Datner, de verhouding van de door Duitsers vermoorde Polen en Joden in die periode was 10: 1.
Dat wil zeggen dat op 10 door de Duitsers in die drie jaar vermoorde Poolse burgers, negen waren Pools en één was Joods (red.: en vaak was het iemand uit de Poolse intelligentsia)(…)”(5) .
Volgens de Joodse historicus Szymon Datner, de verhouding van de door Duitsers vermoorde Polen en Joden in die periode was 10: 1.
Dat wil zeggen dat op 10 door de Duitsers in die drie jaar vermoorde Poolse burgers, negen waren Pools en één was Joods (red.: en vaak was het iemand uit de Poolse intelligentsia)(…)”(5) .
“(..) Zoals de Joodse bronnen het vermelden (…) wat slimmere Polen deden in gevaarlijke situaties een bandje met de Davidster om. De Joodse spraak kon je voor de razzia’s behoeden (…)” (5).
De KGB in het spel
In 1958 kwam een voorstelling van Rolf Hochhuth “Der Stellvertreter”, waarin de paus Pius XII als bondgenoot van Hitler wordt afgeschilderd.
De conclusie moest zijn, dat het katholicisme tot de Holocaust heeft geleid. Het zou wraak op Joden zijn geweest voor het doden van Jezus Christus.
De conclusie moest zijn, dat het katholicisme tot de Holocaust heeft geleid. Het zou wraak op Joden zijn geweest voor het doden van Jezus Christus.
Met deze interpretatie van de geschiedenis, zegt prof. Zaryn, ‘spreekt het voor zich’ dat Polen als katholieken Joden hebben vermoord. Misschien kregen ze enige steun van de nazi’s, maar wie die nazi’s waren, weet verder niemand.
Toen was het nog onbekend dat “Der Stellvertreter” het werk van de KGB agenten was. Het was een onderdeel van de ideologische strijd van communisten tegen de katholieke Kerk (4).
Slachtoffers moeten daders worden
Duitsers hebben de formulering ‘Poolse concentratiekampen’ op grote schaal v.a. de jaren 50-tig vorige eeuw gepropageerd.
In feite veranderde de formulering ‘Poolse concentratiekampen’ op subtiele wijze de slachtoffers, in dit geval Polen, in daders.
Op dit idee kwam de Groep Gehlen (Agentuur 114) van de West-Duitse geheime dienst.
Het doel was om de terughoudendheid tegenover de Duitsers voor de oorlog en de Holocaust van Joden te verminderen.
Het doel was om de terughoudendheid tegenover de Duitsers voor de oorlog en de Holocaust van Joden te verminderen.
Op het spel stond niet alleen het imago van Duitsland, maar ook geld, want niemand wilde Duitse producten kopen.
Aanvankelijk waren het de opiniesmakende media in Duitsland, vooral kranten en televisiestations, die deze formulering gebruikten.
De manipulatie werd op grote schaal ingezet en heel snel praatte men ook in de VS over de ‘Poolse concentratiekampen’ (6).
Haat campagne tegen Polen in september 1939
De formulering ‘Poolse concentratiekampen’ komt ook voor in de Sovjet haat-campagne tegen Polen in de WOII.
Het begon op 19 september 1939, twee dagen na de aanval van Sovjet Rusland op Polen.
Het was een beleid dat direct uit de Hitler-Stalin pact, de z.g.n. Ribbentrop-Molotov voortvloeidde (7), nl de agressie tegen Polen te rechtvaardigen.
Polen moest zodanig zwart gemaakt worden, dat niemand er medelijden mee zou hebben dat ze werd aangevallen.
De pers was een middel bij uitstek om de propaganda effectief te verspreiden. Daarvoor benutte men gefabriceerde artikels, poëzie, rapporten, getuigschriften en slogans.
Russen van anders vlekkeloze reputaties gebruikten grof taalgebruik om de aangewezen Poolse doelen te raken (8). Op deze wijze zette men doelbewust de etnische groepen tegen elkaar aan.
De Sovjet’s propaganda schilderde Polen af als een dwaas land, waar brutaal en onbeschaafd volk woonde. De Poolse adel zou miljoenen Wit-Russen, Oekraïners en Joden vervolgen.
Terwijl nog tussen januari 1937 en september 1939, bekeken de Sovjet’s periodieken de Poolse cultuur als westerse cultuur, en waardeerden hem als één van de belangrijkste vertalers van de Russische literatuur.
Elk door de Sovjets aangevallen land kreeg met dit soort agressieve propaganda te maken, zoals Finland en Roemenië (9).
Bezitterig Germanisme en hebzuchtige Rusland
De Russische keizerin Katarina II, een tiran met twee gezichten en een meesteres in propaganda (10) gebruikte dezelfde praktijken tegen Polen in de achttiende eeuw.
In Rusland (…) werden religieuze dissidenten met alle meedogenloosheid gedwongen om zich tot de orthodoxe kerk te bekeren. Dit belette de tsarina echter niet om ‘de verdediger van de achtergestelde minderheden’ in Polen te spelen.
In de achttiende eeuw was er geen land in de wereld waar een religieuze minderheid de rechten kreeg die de religieuze meerderheid genoot. Polen was op dit punt het meest tolerant.
(…) De hele actie ten bate van de dissidenten was ondergeschikt aan de politieke doelen (…) en gericht op het onderdrukken van Polen.
Een geest van bezitterig Germanisme, verbonden met de geest van hebzuchtige Moskou, drong binnen de katholieke Republiek Polen, om die intern te verstoren, in de wereld een gevoel van afkeer voor Polen te wekken en hiermee Polen te isoleren. (…) (11).
Bronnen:
(1) M. Ryba, “Odklamac wczoraj i dzis”, wybor tekstow historycznych, pag. 33-36
(2) C. Ullrich, “Ich fuhl’ mich nicht als Morder”: https://www.hsozkult.de/publicationreview/id/rezbuecher-16623?language=en
(3) ‘Wer ist hier der Nazi?’: https://www.freitag.de/autoren/lfb/wer-ist-hier-der-nazi
(5) Ewa Kurek: “Polacy i Zydzi: problemy z historia” (pag. 148)/Sz.Datner: “Las Sprawiedliwych – karta z dziejow ratownictwa Zydow w okupowanje Polsce, Warszawa 1968, s.8)
(6) L. Pietrzak: Zakazana historia, “Jak Niemcy wrabiali Polakow w mordowanie Zydow”, pag 17-18
(7) Ewa M. Thompson: “Imperial Knowledge, Russian Literature and Colonialism”, pag. 175
(8) idem, pag. 166
(9) idem, pag. 166-167
(10) B.Stanislawczyk: “Kto sie boi prawdy. Walka z cywilizacja chrzescijanska w Polsce”, pag. 67
(11) idem, pag. 81